WAAR
ZIJN DE SLEUTELS GEBLEVEN….?
Wie
heeft er niet zijn of haar sleutels een keer laten vallen? Oppakken en doorgaan
is dan het devies. Maar als ze heel, héél erg diep vallen? Dan wordt het een
lastig verhaal. Maar dat kan wel tot iets moois leiden…..
Zo
blijkt uit onderstaand verhaal van het IVN.
In
de Germaanse mythologie gaf de sleutelbloem de ‘sleutel’ tot een schat. Vandaag
de dag denken we aan een schatkist vol goud en zilver. Maar in die lang
vervlogen tijden werd waarschijnlijk een schat aan inzicht en wijsheid bedoeld.
In de Middeleeuwen is deze Germaanse mythe gekerstend, maar ze verwijst nog
steeds naar geestelijke schatten: hemelse rijkdom. Een slordige Petrus speelt
in deze christelijke mythe een hoofdrol.
Petrus was één van de
twaalf apostelen van Jezus en na zijn dood werd hij de bewaker van de
hemelpoort. Aan zijn riem rammelden grote gouden sleutels die toegang gaven tot
alle hemelse gewelven en het was zijn taak de ‘goede zielen’ in het hemels
paradijs te verwelkomen en de ‘slechte zielen’ naar de hel te verwijzen.
Op een van de eerste voorjaarsdagen
van het jaar was Petrus een beetje sloom geworden door het warme lentezonnetje
en hij sukkelde in slaap op de luie stoel voor de hemelpoort. Hij was zo
slaperig dat hij vergat de sleutels aan zijn riem te klikken zodat die, terwijl
hij zat te snurken, uit zijn handen vielen. Vele uren later viel de sleutelbos
op aarde.
Een klein meisje dat in het veld aan het spelen
was hoorde de zware sleutels in de weide vallen. Het goud glinsterde geel in de
zon. Omdat ze aanvoelde dat het belangrijke sleutels waren, durfde ze deze niet
op te pakken en ze rende naar huis om haar ouders te vertellen over de
wonderbaarlijke sleutels die uit de lucht waren gevallen.
Maar toen de sleutels uit zijn handen glipten,
schrok Petrus meteen op uit zijn dutje, riep een engel en stuurde die naar de
aarde om ze op te halen. Tegen de tijd dat de ouders van het opgewonden meisje
in de weide waren aangekomen, bleken de sleutels al weer verdwenen. Maar op de
plek die het meisje aanwees, straalden prachtige, helder gele bloemen, bloemen
die ze nooit eerder hadden gezien. De bloemen hingen aan de zijkant van de
stengel, zoals sleutels aan een sleutelbos. Ze begrepen dat ze bijzonder waren
en daarom noemden ze de nieuwe bloemetjes sleutelbloemen.
Omdat ze uit de hemel
afkomstig waren, dachten de ouders dat onder de plant een schat verstopt was.
Toen ze na voorzichtig graven niets vonden wisten ze toch zeker dat het hen in
de nabije toekomst voorspoed zou brengen. Daarom verzorgden ze de plant heel
goed, waardoor hij zich over grote gebieden kon verspreiden.
De sleutelbloem heet in het Latijn Primula, wat eersteling betekent. Hij bloeit als een van de eerste planten in de zeer vroege lente. In de lage landen komen drie soorten voor: de gulden of echte sleutelbloem (Primula veris), de slanke sleutelbloem (Primula elatior) en de stengelloze sleutelbloem (Primula vulgaris). Ze zijn allemaal geel van kleur
.
In Europa groeien de meeste soorten sleutelbloemen vooral in de bergen, waar ze
roze, rood, paars en wit van kleur zijn. Door achteruitgang van de goede
leefomgeving zijn inheemse sleutelbloemen in Nederland zeldzaam en daarom
wettelijk beschermd. De wortels zijn bitter en smaken naar anijs en werden
vroeger gebruikt bij ziekten omdat de sleutelbloem een heilige plant was die
‘duivelse kwalen’ als jicht en reuma genas. Met veel suiker bereid werd het een
veel gebruikt hoestmiddel. De gecultiveerde planten worden in het voorjaar veel verkocht.
Bovenstaande tekst is – met toestemming – ongewijzigd
overgenomen van IVN.nl
Geen opmerkingen:
Een reactie posten