DE
VERBORGEN WERELD VAN TE WERVE
Wie over Te Werve loopt
ziet bomen, struiken, vogels, onze fazant (“Hendrik-Jan”), een enkel konijn,
volop vogels. De opgewoelde grond wijst op de aanwezigheid van mollen, een
meeuw trekt met kracht een worm tevoorschijn.
Je ziet zeker ook het meer: 10 hectare spiegelend water. Maar…….je ziet alleen de oppervlakte. Onzichtbaar blijven de tientallen miljoenen liters water, met duizenden vissen! Van heel groot tot hartstikke klein. Voor de meesten onder ons een volkomen onbekende wereld. Niet voor de vissers van Te Werve. Die weten al bijna 100 jaar wat zich onder het wateroppervlak afspeelt. Michael Voormeulen, een visser in hart en nieren, weet er alles van.
In 1910 kreeg eigenaar Abel Labouchere van het
Hoogheemraadschap vergunning om het Meer te graven. Het
zand werd verkocht aan Den Haag dat het nodig had voor zijn stadsuitbreiding.
Van het Meer zelf heeft Labouchere niet lang genoten: in 1922 werd het terrein
verkocht aan de Bataafse Petroleum Maatschappij. Die richtte het in als
sportterrein voor haar personeel. Eén jaar later al, in 1923 werd de afdeling
Hengelsport opgericht.
Sindsdien wordt – tot op de dag van vandaag - de visstand met liefde beheerd. Met zo’n honderd leden, waaronder een man of 15 echte die hards. Het visbestand bestaat, zo leert de website van de vereniging voor ongeveer 30% uit witvis (voorn, brasem, in grote aantallen), voor 10% uit roofvis en voor 60% uit karper. Je moet dan niet alleen denken aan aantallen, maar ook aan volume: heel veel kleine vissen, zo’n 200 karpers. Die verhoudingen zijn belangrijk voor het in tact houden van de visstand. Het Meer is een afgesloten water, de vissen kunnen niet weg: de visbestanden moeten elkaar in evenwicht houden. Voor wat betreft de karpers lukt dat niet zonder ingrepen. Elk jaar moet er zo’n 20 nieuwe karpers worden ingekocht om het aantal op peil te houden. Da’s geen klein bier: voor een karper van zo’n 3-4 kilo moet toch wel 50-60 euro worden neergeteld. Je kunt je dan goed voorstellen dat de vissers erop gebrand zijn stropers van het terrein af te houden. Binnen de vereniging geldt de regel “catch & release”: vangen mag, maar de vis gaat onherroepelijk weer terug in het water.
De populairste jongens en de knapste meisjes
zijn toch echt de karpers. Zeg nou zelf: wie is niet onder de indruk van zo’n
dier:
In Rijswijk was de karper zo’n 65 jaar geleden
nog de bron van een hevig conflict. De Prinsenvijver (de brede sloot tussen het
Rijswijkse Bos en de Burgemeester Elsenlaan) – vol vette karpers - was verpacht
aan een zekere heer Wijsman. Toen hij
overleed verviel zijn contract; dat zou gaan naar de Rijswijkse Hengelsportvereniging.
“Geen sprake van”, zo wist onze Bart Tent te vertellen, de familie “was daar zo
boos over, dat ze besloot ‘hun’ vis niet over te dragen aan de nieuwe
concessiehouder”. Een afgedamd deel van het water werd leeggepompt en de karpers
werden uit het water gehaald. Liggend op nat gras werden de vissen met
kruiwagens naar het Meer van Te Werve gebracht!
Karpers speelden ook
elders in de Nederlandse geschiedenis een heldenrol: bij de overgang van de
Zuiderzee naar het IJsselmeer. Nadat in 1932 de Afsluitdijk gereedkwam,
verdween langzaam maar zeker het zout uit het water. Met het zout verdwenen de
zoutwatervissen. Het zoete water deed geleidelijk zijn intrede, maar dat kostte
tijd. In die overgangsperiode ontstond in 1937 een geweldige plaag: miljarden
muggen! Gekweekte karper en brasem werd in grote aantallen uitgezet om
muggenlarven op te eten voordat ze konden uitkomen[1].
Zo zie je maar: onder het wateroppervlak spelen zich soms ongemerkt grote
drama’s af!
Nee, onberoerd naar het Meer kijken is er niet meer bij…..
MvL 1-1-2022
[1] Bron:
Bas Sleeuwenhoek, Het schrale land, Uitgeverij De Grintfisker 2006.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten