maandag 30 november 2020

DE VLIEGENDE EDELSTEEN

Heeft u hem al gezien op Te Werve, de ijsvogel? Wat is ie mooi, vooral als ie in het zonnetje zit. Met z’n hardblauwe en oranje verenkleed. Maar wat een opvallende naam. We gaan ons eens even verdiepen in deze “Vliegende Edelsteen”*. 

Allereerst de naam ijsvogel. Hoezo “ijs”. De vogel leeft voor een belangrijk deel van visjes. Die zijn met een ijslaag echt niet bereikbaar en een ijsvogel is niet in staat een flink wak in het ijs te trappen. Maar de naam komt ergens anders vandaan: “ijs” schijnt een oud Germaans woord te zijn voor “blauw” **. Dat is niet zo verbazingwekkend als het op het eerste gezicht lijkt. Daglicht is een samenstelling van diverse kleuren, dat weten we allemaal van de regenboog. De drie basiskleuren zijn rood, geel en blauw. Als licht op een dikke laag ijs valt, wordt het gefilterd bij terugkaatsing. Rood en geel worden meer geabsorbeerd dan blauw. Het weerkaatste licht is dus vooral blauw. Voilà, de blauwe vogel. De ijsvogel is een pijlsnelle vlieger; als ie met zijn prachtige blauw en oranje érgens opvalt, dan is het wel bij het ijs. Juist dan is deze snelle jongen of meisje goed zichtbaar, terwijl je hem of haar anders niet eens ziet tussen het groen, geel en bruin van bladeren en oeverbegroeiing. Want de ijsvogel is ook nog eens klein: ongeveer 18 centimeter met een spanwijdte van niet meer dan 25 centimeter. Een bliksemschichtje.










Dan komen we meteen bij een volgende vraag: is ie er alleen in de winter?  Neen, de vogel is er het hele jaar. Dat zal u misschien verrassen, maar het is geen trekvogel. Ze blijven dus óók in de winter. En juist dát is niet zo handig; ze zijn erg kwetsbaar. Bij een flinke vorst redden ze het niet en overlijdt soms wel de helft van de populatie. Daar staat tegenover dat er in een jaar meer legsels kunnen zijn, steeds met zo’n 6 tot 7 eieren, die in drie weken worden uitgebroed. De jongen blijven dan nog een week of vier in het nest voordat ze de wijde wereld (nou ja, de omgeving) in vliegen. Het aantal broedparen in Nederland wordt geschat op 450-550 (2018), met ongeveer 1500-4000 overwinteraars (2013-2015) en 500-2000 doortrekkers ***. Omdat het water in ons land over het algemeen schoner wordt, nemen de aantallen geleidelijk toe. 

Het broeden en overwinteren gebeurt in nesten. Dat kan een verscholen ruimte zijn tussen boomwortels, maar ook een tunnel van zo’n 50 cm diep. Zelf gemaakt of door mensenhand. Ook op Te Werve zijn – nog door Kees Kort – zulke tunnels met de hand gemaakt. De ijsvogel is er dus het hele jaar, maar u krijgt ‘m niet makkelijk te zien.  

Lokken met een ijsje? Nou, daar valt ie niet voor. Een visje graag, of anders een lekker insect of een smakelijk larfje. Een vis moet wel eerst worden klaargemaakt! Dat betekent: als de vis uit het water is eerst in de bek draaien tot je ‘m bij de staart vast hebt. Dan de vissenkop hard tegen een steen of tak slaan; dat mag je verdoven noemen, of erger. Dan de prooi opnieuw in de bek draaien, zodat de kop naar de keel gericht is. En dan pas doorslikken. Want alleen zo kan de vis niet in het vogelkeeltje blijven steken. 

Heeft u het allemaal meegevoeld?   

Mvl261120

*Provinciale Drentsche en Asser Courant (28-11-1952) ** Vrije Volk (1

Aquarel Mies van der Putte


Geen opmerkingen:

Een reactie posten