DE DUIF EN DE DOPERWT
Wie onlangs op het terrein
is geweest kan het onmogelijk zijn ontgaan: de restauratie van de Duiventoren. Met
een leeftijd van ruim 550 jaar één van onze oudste rijksmonumenten. Het is niet
helemaal zeker is of ie wel als duiventoren is gebouwd. Het onderste deel - tot
een meter of twee hoog - heeft namelijk 43 cm dikke muren. Beetje overdreven
voor een duivenhok. Was het een
verdedigingstoren? Een deel van een groter bouwwerk? Op dit onderste deel,
gebouwd van "Rijswijkers", de roodgele steen die tot ongeveer 1500 in
ons dorp werd gebakken, staat een bovenstuk waarvan de muren zo'n 33 cm dik
zijn. Is dit bovenstuk inderdaad gebouwd in 1590, zoals een gevelsteen op de toren
aangeeft? In ieder geval is wel duidelijk dat het in dat jaar een duiventoren
is geworden. Met twee etages, een duivenzolder en een kruisvormig zadeldak, gedekt
met rode pannen.
En daar staat ie dan: de
oudste stenen duiventoren van Nederland. We kunnen er met recht trots op zijn!
Nu was het vroeger geen sinecure om
duiven te houden. Je moest er een vergunning voor hebben! Alleen als je een
groot stuk land had - dus rijk was - kon je die krijgen. Te Werve had dat
duivenrecht of "recht van duivenslag". Hoe zat dat? Duiven zijn
flinke eters. Met een heleboel samen kunnen ze - zoals de Nederlandse
Vereniging van Jagers ook vandaag de dag nog op zijn website schrijft -
"op land- en tuinbouwgewassen grote schade aanrichten". Ze zijn vooral verzot op erwten. En dat was
in vroeger tijden zeer belangrijk voedsel. Toen Hak nog niet bestond en er
nergens supermarkten waren was de bevolking afhankelijk van
voedsel dat houdbaar was tot in de
winter en een hoge voedingswaarde had: de erwt. De landheer had zelf een flink
terrein nodig om te voorkomen dat de tuinen van de buren werden leeggegeten
door zijn gevederde vriendjes.
Wie ooit duiven heeft gehouden weet
dat ze in hun nachtverblijf heel veel uitwerpselen deponeren: vruchtbare mest.
Dat was belangrijk om het land in goede conditie te houden voor de teelt van allerlei
gewassen. Daar kwam nog bij dat in de winter een verse duif een niet te
versmaden gerecht opleverde. Honderd duiven kunnen zich in één jaar
vermenigvuldigen tot zo'n 250 exemplaren. Daar wisten de koks van Te Werve wel
raad mee: wildgebraad werd nooit versmaad! Dat was even wat anders dan muf
geworden ingezouten vlees.
Belangrijke voordelen dus, zo'n toren
met duiven. Maar dat ging niet zomaar. Het recht van duiven houden moest je
kopen. In de feodale tijd waarover we nu spreken ging dat niet op het
gemeentehuis, laat staan per e-mail. Gemeenteraden en burgemeesters bestonden
nog helemaal niet. Het landsbestuur bestond uit graven, hertogen en andere leden
van de adel. Was je rijk genoeg, of stond je in de gunst van zo iemand, dan kon
je ambachtsheer worden en dat recht op duivenslag kopen. Net zoals het recht op
zwanendrift, of het recht op vrij uitzicht. Je mocht soms ook rechtspreken,
boetes uitdelen en belasting heffen. Lucratief baantje! Het gebied waarover zo'n
ambachtsheer de baas speelde noemde je een heerlijkheid; de rechten waren
heerlijke rechten.
Ook toen het feodale stelsel werd
afgeschaft - denk aan de Nederlandse Grondwet van 1848 - bleven sommige van die
heerlijke rechten nog bestaan. Zo werd het recht van duivenslag destijds
opgenomen in de Jachtwet. Pas in 1954 - toen velen van ons al rondhuppelden op
Te Werve - werd het definitief afgeschaft.
Regelmatig zie je duiven op Te Werve.
Ze vliegen er zonder vergunning ..... heerlijk vrij. De doperwten staan
inmiddels veilig achter glas; daar kunnen ze niet meer bij!
MvL 8-12-2019
Geen opmerkingen:
Een reactie posten