donderdag 12 december 2019


DE DUIF EN DE DOPERWT

Wie onlangs op het terrein is geweest kan het onmogelijk zijn ontgaan: de restauratie van de Duiventoren. Met een leeftijd van ruim 550 jaar één van onze oudste rijksmonumenten. Het is niet helemaal zeker is of ie wel als duiventoren is gebouwd. Het onderste deel - tot een meter of twee hoog - heeft namelijk 43 cm dikke muren. Beetje overdreven voor een duivenhok.  Was het een verdedigingstoren? Een deel van een groter bouwwerk? Op dit onderste deel, gebouwd van "Rijswijkers", de roodgele steen die tot ongeveer 1500 in ons dorp werd gebakken, staat een bovenstuk waarvan de muren zo'n 33 cm dik zijn. Is dit bovenstuk inderdaad gebouwd in 1590, zoals een gevelsteen op de toren aangeeft? In ieder geval is wel duidelijk dat het in dat jaar een duiventoren is geworden. Met twee etages, een duivenzolder en een kruisvormig zadeldak, gedekt met rode pannen.
En daar staat ie dan: de oudste stenen duiventoren van Nederland. We kunnen er met recht trots op zijn!



Nu was het vroeger geen sinecure om duiven te houden. Je moest er een vergunning voor hebben! Alleen als je een groot stuk land had - dus rijk was - kon je die krijgen. Te Werve had dat duivenrecht of "recht van duivenslag". Hoe zat dat? Duiven zijn flinke eters. Met een heleboel samen kunnen ze - zoals de Nederlandse Vereniging van Jagers ook vandaag de dag nog op zijn website schrijft - "op land- en tuinbouwgewassen grote schade aanrichten".  Ze zijn vooral verzot op erwten. En dat was in vroeger tijden zeer belangrijk voedsel. Toen Hak nog niet bestond en er nergens supermarkten waren was de bevolking afhankelijk van
voedsel dat houdbaar was tot in de winter en een hoge voedingswaarde had: de erwt. De landheer had zelf een flink terrein nodig om te voorkomen dat de tuinen van de buren werden leeggegeten door zijn gevederde vriendjes.
Wie ooit duiven heeft gehouden weet dat ze in hun nachtverblijf heel veel uitwerpselen deponeren: vruchtbare mest. Dat was belangrijk om het land in goede conditie te houden voor de teelt van allerlei gewassen. Daar kwam nog bij dat in de winter een verse duif een niet te versmaden gerecht opleverde. Honderd duiven kunnen zich in één jaar vermenigvuldigen tot zo'n 250 exemplaren. Daar wisten de koks van Te Werve wel raad mee: wildgebraad werd nooit versmaad! Dat was even wat anders dan muf geworden ingezouten vlees. 
Belangrijke voordelen dus, zo'n toren met duiven. Maar dat ging niet zomaar. Het recht van duiven houden moest je kopen. In de feodale tijd waarover we nu spreken ging dat niet op het gemeentehuis, laat staan per e-mail. Gemeenteraden en burgemeesters bestonden nog helemaal niet. Het landsbestuur bestond uit graven, hertogen en andere leden van de adel. Was je rijk genoeg, of stond je in de gunst van zo iemand, dan kon je ambachtsheer worden en dat recht op duivenslag kopen. Net zoals het recht op zwanendrift, of het recht op vrij uitzicht. Je mocht soms ook rechtspreken, boetes uitdelen en belasting heffen. Lucratief baantje! Het gebied waarover zo'n ambachtsheer de baas speelde noemde je een heerlijkheid; de rechten waren heerlijke rechten.
Ook toen het feodale stelsel werd afgeschaft - denk aan de Nederlandse Grondwet van 1848 - bleven sommige van die heerlijke rechten nog bestaan. Zo werd het recht van duivenslag destijds opgenomen in de Jachtwet. Pas in 1954 - toen velen van ons al rondhuppelden op Te Werve - werd het definitief afgeschaft.


Regelmatig zie je duiven op Te Werve. Ze vliegen er zonder vergunning ..... heerlijk vrij. De doperwten staan inmiddels veilig achter glas; daar kunnen ze niet meer bij!

MvL 8-12-2019

Geen opmerkingen:

Een reactie posten